Na een afvalrace van 24 dagen in Polen en Oekraïne was de uitkomst zondagavond gelijk aan het vorige EK: Spanje is het beste voetballand van Europa. Aan de suprematie van de gouddelvers lijkt door de combinatie van fraai aanvalsspel en eerzucht voorlopig nog geen einde te komen.

Het elftal van bondscoach Vicente del Bosque snoerde in de belangrijkste EK-wedstrijd alle criticasters de mond. Gedurende het toernooi kreeg Spanje veel kritiek over het spel én de opstelling zonder 'echte' spits. De wereldkampioen bleek het beste evenwel tot het laatst te hebben bewaard. Met een galavoorstelling, waarin Italië werd gedegradeerd tot figurant, verzekerde Spanje zich in Kiev van de tweede Europese titel op rij. Vooral de eerste twee treffers in de eindstrijd demonstreerden de grote klasse van de Spanjaarden.

Spanje kan bovendien rekenen op een veelbelovende nieuwe generatie. Zo ontwikkelde Jordi Alba zich tijdens zijn eerste grote toernooi direct tot smaakmaker. Het leverde de linksback nog voor de finale, waarin hij op aangeven van Xavi de 2-0 scoorde, een fraaie transfer op naar FC Barcelona. Met de eveneens 23-jarige Sergio Busquets, Pedro Rodríguez, Juan Mata (beiden 24) en Cesc Fabregas (25) beschikt Del Bosque al over de bouwstenen om de Spaanse suprematie verder voort te zetten.

De jarenlange ervaring van de Spanjaarden met het spelen van 'grote' wedstrijden, geeft de equipe ook een voorsprong op de talentvolle uitdager Duitsland. Keuzeheer Joachim Löw kan putten uit een groep die overloopt van het talent, maar de Mannschaft heeft tijd nodig om zich verder te ontwikkelen. Duitsland, dat met de jongste selectie aan het EK deelnam, moet zich voorlopig tevreden stellen met een plekje in de schaduw van de nummer één van de wereld.