In de Johan Cruijff ArenA wordt er een belangrijk onderzoek opgestart. Wetenschappers, medewerkers van de Johan Cruijff ArenA en vertegenwoordigers van nationaal sportcentrum Papendal gaan samenwerken in een onderzoek naar hoe groot de kans is dat supporters in een stadion het coronavirus kunnen oplopen.

Het onderzoek wordt door een woordvoerder van de Johan Cruijff ArenA 'baanbrekend' genoemd. "Wij zijn het eerste voetbalstadion dat met deze testen gaat werken om de risico's voor publiek en sporters in kaart te brengen. Sowieso in Nederland en, voor zover wij weten, ook in het buitenland", zegt de woordvoerder.

De vraag is hoe aerosolen zich concentreren en wat de levensduur is van het virus in zwevende speekseldeeltjes. Stel dat de uitkomst is dat de deeltjes door schreeuwende fans ver kunnen reiken en anderen kunnen besmetten, dan zou dat geen goed nieuws zijn voor de voetballerij. Als dat juist niet het geval is, kan het er mogelijk voor zorgen dat fans eventueel sneller terugkeren in de stadions. Het is nu nog niet duidelijk hoe de speekseldruppels die zweven in het stadion, een rol kunnen spelen bij verspreiding van het virus.

Eerder werd al wel bekend dat het virus zich in sporthallen goed kan verspreiden, maar het is dus de vraag hoe dat in de buitenlucht bij een voetbalstadion zal zijn. "Deze hele kleine speekseldruppels kunnen in de lucht blijven hangen en grotere afstanden dan anderhalve meter afleggen", stellen de Eindhovense onderzoekers. "Verspreiding van het virus via aerosolen kan daardoor mogelijk zijn bij sporters of toeschouwers in een stadion of een sporthal."

Over de werkwijze, wordt het volgende uitgelegd. 'In de Johan Cruijff ArenA worden eerst metingen gedaan zonder publiek, met kunstmatige aerosolgeneratoren op de tribune. Deze generatoren verspreiden een vergelijkbaar aantal aerosolen als enthousiaste voetbalsupporters. Daartussen zijn diversen sensoren geplaatst om een goed beeld te krijgen van de verspreiding van hele kleine speekseldruppels', valt te lezen in de verklaring.

Begin 2021 worden de eerste resultaten van het onderzoek verwacht.