Liverpool heeft zaterdagavond na twee keer duur puntverlies weer eens 'gewoon' gewonnen. In de thuiswedstrijd tegen Southampton was de ploeg met 2-0 te sterk. Door de overwinning mag de ploeg van Jurgen Klopp nog blijven hopen op Champions League-voetbal.

Liverpool begon uiteraard met Georginio Wijnaldum in de basis, maar wel zonder Roberto Firmino. De spits begon op de bank en Diogo Jota mocht het weer eens proberen in de punt van de aanval. Het was echter niet de Portugees, maar Mo Salah en Sadio Mané die samen voor de eerste treffer van de wedstrijd zorgden. Het was laatstgenoemde die de bal binnenkopte, na een uitstekende voorzet van de Egyptenaar.

Lange tijd was het ook het enige doelpunt. Liverpool maakte niet bepaald indruk, zoals het de laatste weken ook al niet deed en hoewel het op voorsprong stond, was de overwinning allerminst binnen. Het zou zelfs pas tot de negentigste minuut duren voor de wedstrijd in het slot werd gegooid. Dat gebeurde dankzij Thiago Alcantara, die met een uitstekend afstandschot in de verre hoek voor zijn eerste Liverpool-treffer tekende. 

Het waren drie belangrijke punten voor Liverpool, dat tracht toch nog iets te maken van een eigenlijk al mislukt seizoen. Momenteel staat het zesde, maar de top vier - en daarmee Champions League-voetbal - is door de nederlaag van Leicester City een dag eerder bijna in zicht. Liverpool staat nog zeven en zes punten achter op respectievelijk Chelsea en Leicester, maar beide concurrenten hebben een wedstrijd meer gespeeld. Ook moeten The Reds nummer vijf West Ham United nog voor zich dulden. Dat gat blijft één punt. Liverpool heeft nog vier wedstrijden om de inhaalslag voort te zetten en een ticket voor de Champions League te bemachtigen.