Liverpool heeft dinsdagavond met pijn en moeite de kwartfinales van de Champions League bereikt. Op het eigen Anfield werd met 0-1 verloren van Internazionale, maar dat was na de eerdere 0-2 overwinning in Milaan voldoende voor een plekje in de volgende ronde.

In de eerste helft maakten Liverpool en Inter er niet bepaald een spektakel van. De thuisploeg was dreigend via onder meer Virgil van Dijk, die zijn collega-verdediger Joël Matip bijna de 1-0 zag maken. De Duitser kopte uit een vrije trap van Trent Alexander-Arnold snoeihard op de lat. Inter kon daar, met Stefan de Vrij en Denzel Dumfries binnen de lijnen, weinig tegenover zetten. Alleen via een vrije trap van Hakan Calhanoglu kwam wat gevaar.

Nadat de eerste helft wat langer had geduurd vanwege een incident op de tribune, werd het in de tweede helft wat leuker op Anfield. Het in aanvallend opzicht povere Inter moest komen en dat bood Liverpool ruimte. Mohamed Salah had daar van moeten profiteren, maar hij schoof de bal in kansrijke positie tegen de paal. Vervolgens sloegen de Italianen aan de overkant verrassend toe. Na zwak verdedigen van Van Dijk kogelde Lautaro Martínez de bal in de bovenhoek: 0-1.

Dat zorgde voor het nodige vertrouwen bij de gasten, al bleek dat van korte duur. Alexis Sánchez kreeg twee minuten na de 0-1 zijn tweede gele kaart na een forse tackle en moest vertrekken. Vervolgens bleek Inter aanvallend weer krachteloos en kon een matig Liverpool vrij eenvoudig stand houden. Salah kreeg andermaal een grote kans om te scoren, maar raakte wederom de paal. Ook Luis Díaz kreeg in extremis nog een enorme kans op de gelijkmaker. Hij schoot echter hoog over.