De Italiaanse bondscoach Roberto Mancini heeft zich tegenover televisiezender RAI 1 uitgelaten over zijn band met de vorige week vrijdag overleden Gianluca Vialli. De oefenmeester was daarbij openhartig over de laatste ontmoeting die hij had met zijn voormalige ploeggenoot, die hij later als teammanager meemaakte bij de Italiaanse ploeg.

Vialli en Mancini speelden samen bij Sampdoria, waarmee ze in 1992 de finale van de toenmalige Europa Cup 1 haalden. Die ging echter verloren tegen FC Barcelona door een rake vrije trap van Ronald Koeman. De jaren in Genua legden de basis voor een langdurige vriendschap, vertelt Mancini. "Hij was altijd een vechter, hij streed tot het bittere eind. Hij had het karakter van een gladiator. Ik ben trots dat ik hem mijn vriend mocht noemen." 

Lees ook: Italiaanse voetbalwereld rouwt om overlijden Gianluca Vialli (58)

In 2021 won Italië het EK door op Wembley af te rekenen met Engeland. Na afloop van de finale, die naar strafschoppen werd gewonnen door de Italianen, volgde een innige omhelzing tussen de twee. "Daar zat alles in, zowel qua voetbal als wat ons bezig hield in het leven. Ik hoop dat die overwinning hem wat plezier heeft opgeleverd. Hij was van fundamenteel belang voor het elftal." Vialli was op dat moment al ziek, al spraken beiden daar niet vaak over. "Er waren al geruchten en ik hoorde uiteindelijk van een gemeenschappelijke vriend dat hij alvleesklierkanker had. Hij vertelde zelf dat hij onder behandeling was en dat hij positief wilde blijven."

WK 2026

Na de EK-winst volgde een domper voor Italië, dat zich niet wist te plaatsen voor het afgelopen WK in Qatar. Over vier jaar krijgt de ploeg mogelijk weer een herkansing, als het zich wel weet te plaatsen voor het eindtoernooi dat dan in de Verenigde Staten, Mexico en Canada zal worden gehouden. "Ik heb Luca afgelopen december opgezocht in Londen", vertelt Mancini over de laatste keer dat hij Vialli in levende lijve zag. "Hij zei dat we de wereldbeker in 2026 moeten winnen en dat hij dan bij ons zal zijn. We hopen dat we die prijs aan hem mogen gaan opdragen."