Quincy Promes heeft het gevoel dat hij gedurende zijn loopbaan heeft moeten vechten om erkenning. De voormalig speler van FC Twente voelde dat 'men' hem te zwak vond voor het Spartak Moskou en later ook voor Sevilla. "Het is het verhaal van mijn loopbaan, altijd heb ik moeten vechten voor erkenning", aldus de buitenspeler, die ook in Oranje niet het volledige vertrouwen geniet.

Dat vertelt hij in het Algemeen Dagblad. "Die Promes, die is zo weer terug, dacht men. Ik zette een stap die je zeker gedurfd kon noemen", zei hij over zijn transfer naar Spartak, waar hij prijzen won met de club, topscorer én de beste speler van het jaar werd. "Toen ik naar Sevilla vertrok, begon ik op de reservebank. Hoorde ik diezelfde mensen weer gniffelen. Ik zou het alleen in Rusland kunnen", aldus Promes. "Het is typisch Nederlands, ze duwen mij een beetje van zich af. Maar die bewijsdrang heb ik misschien wel nodig."

Ook bij het Oranje is hij niet onomstreden. "Bij het Nederlands elftal doet die Promes niks, hoor ik weleens", weet hij. "Ik maakte in november uit tegen Duitsland in Gelsenkirchen een belangrijk doelpunt, maar het ging vooral over het feit dat ik verdedigend niet goed had gehandeld bij de 1-0 voor Duitsland." En dat stoort hem weleens. "Ik weet ook: het kan altijd beter. En er zijn genoeg betere spelers dan Quincy Promes. Maar het is toch niet zo dat ik er helemaal niks van bak?"

De kritiek snapt hij gezien de prestaties van het Nederlands elftal wel. "Wat voor mij telt, is dat alle bondscoaches van de afgelopen jaren mij hebben opgeroepen. Louis van Gaal, Guus Hiddink, Danny Blind, Fred Grim, Dick Advocaat en nu Ronald Koeman. Niemand liet mij links liggen", zegt hij. Toch moet het nog beter. Promes: "Ik moet zorgen dat de bondscoach niet om mij heen kan als aanvaller. Dat ik in juni bij de Nations League en zeker bij het EK 2020 op het veld sta. Dat is weer die drang om me te bewijzen."