De Britse verzekeringsgroep Howden heeft een rapport naar buiten gebracht over blessures in het voetbal, waaruit blijkt dat spelers afgelopen seizoen zo'n twintig procent vaker geblesseerd waren dan een jaar eerder. De Telegraaf schrijft dat de Britten concluderen dat de afwezigheid van hun spelers in totaal zo'n 600 miljoen euro kost voor clubs in de vijf grootste competities van Europa.

Vooral in de Engelse Premier League kwamen veel blessures voor, met 1231 blessures in het seizoen 2021-2022. Maar ook in de andere topcompetities die zijn meegenomen in het onderzoek, die van Spanje, Frankrijk, Italië en Duitsland, was een stijgende lijn te zien. Kijkend naar de geblesseerden viel verder op te maken dat vooral aanvallers en spelers boven de dertig jaar oud de grootste risico's op fysiek ongemak lopen.

De kosten van de blessures flink in de papieren, en komen uit op bijna 610 miljoen euro. Zo becijfert de verzekeraar dat Paris Saint-Germain met 40,7 miljoen euro de meeste financiële schade opliep, gevolgd door Real Madrid (40,3 miljoen) en FC Barcelona (33,2 miljoen). De kosten bestaan uit het salaris dat clubs kwijt zijn aan niet-beschikbare spelers. Uiteraard kunnen blessures ook zorgen voor mindere prestaties van clubs, waardoor ook indirect financieel geleden wordt.

Speelkalender

Als oorzaak van het toenemende blessureleed wordt de overvolle speelkalender benoemd door De Telegraaf, al is dat niet te bewijzen. De Nations League, die in 2018 van start ging, zorgt voor meer interlands en ook de FIFA lijkt de spelers alleen maar meer wedstrijden te willen bezorgen. De wereldvoetbalbond wil in 2026 het WK uitbreiden van 32 naar 48 deelnemers. Spelersvakbond FIFPRO pleit juist voor een teruggang van het aantal duels, door aan te dringen op een zomerstop van minstens vier weken en een winterstop van miniaal veertien dagen.