Het is alweer vijftien jaar geleden dat de UEFA besloot om de traditionele Europa Cup I te vervangen door iets nieuws, de Champions League. Inmiddels is dit toernooi niet meer weg te denken uit de voetbalwereld. Wat eerst nog door kenners omschreven werd als 'een gedrocht', is inmiddels uitgegroeid tot een sportief en commercieel schot in de roos. De weken voor en na de finale van 23 mei in Athene, blikt FCUpdate.nl terug op de veertien voorgaande edities van het kampioenenbal. Vandaag deel 12: Jose Mourinho leidt FC Porto naar de top.
De opzet
Na vier jaar besloot de UEFA in 2003 om af te stappen van het systeem met twee groepsfases. Onder druk van het publiek en ook de clubs werd besloten om de tweede groepsfase te schrappen. De belasting voor de spelers nam hierdoor af en bovendien kreeg het publiek meer spannende wedstrijden voorgeschoteld. In plaats van twaalf relatief saaie groepsduels waren er immers nu slechts zes groepsduels en één knock-uit fase voordat de kwartfinale aanbrak.
Nederland was, door de magere prestaties van de afgelopen jaren, gezakt op de UEFA-coëfficiëntenlijst. Hierdoor mochten we niet langer drie, maar slechts twee teams inschrijven voor de Champions League. Eén hiervan moest zich zelfs eerst nog door een voorronde heen zien te worstelen. Dit jaar was dit Ajax. De Amsterdammers hadden geluk met de loting, want het zwakke Grazer AK kwam uit de koker als opponent. Dit bleek echter niet zo'n gemakkelijk kluif te zijn als vooraf gehoopt. In Oostenrijk werd het door goals van Pogatetz en Sneijder 1-1, waarna doelpunten van Ibrahimovic en Kollmann er voor zorgden dat de stand ook in Amsterdam na negentig minuten 1-1 was. Er moest een verlenging aan te pas komen om het duel te beslissen en daarin forceerde Tomas Galasek de beslissing. De Tsjech scoorde in de 103e minuut vanaf elf meter het winnende doelpunt.
PSV in de groepsfase
Landskampioen PSV was opnieuw van de partij in de Champions League. De laatste jaren was de ploeg er niet één keer in geslaagd om de tweede ronde te bereiken, waardoor er in Eindhoven een soort 'Champions League-trauma' ontstaan was. Dit trauma zou er in het seizoen 2003/2004 weer een compleet nieuw hoofdstuk bij krijgen. PSV haalde immers liefst tien punten, maar zelfs dat was niet genoeg om ditmaal wél een ronde verder te komen.
Dat lukte niet. In Monaco werd het 1-1, waardoor PSV op de laatste speeldag met 2-0 moest winnen van Deportivo om alsnog door te gaan. Dat leek te lukken, toen Bouma en Robben binnen vijftig minuten allebei één keer scoorden. De tweede ronde lonkte maar uitgerekend Albert Luque, de man die nu in de belangstelling van PSV staat, maakte een einde aan de Eindhovense droom door de 2-1 te maken. Het werd vervolgens zelfs 2-2, waarna de 3-2 van John de Jong alleen nog van statistische, en financiële, waarde was.
Ajax in de groepsfase
Evenals bij kwalificatieronde, mocht Ajax niet mopperen over de loting voor de groepsfase van de Champions League. Natuurlijk zat er een absoluut topteam in de poule (AC Milan), maar de andere tegenstanders (Celta de Vigo en Club Brugge) waren nu niet bepaald van een dusdanig kaliber dat Ajax bij voorbaat kansloos was. De Amsterdammers waren kansrijk voor een plaats in de tweede ronde en onderstreepten deze kandidatuur door, na een min of meer ingecalculeerde nederlaag in Milaan (0-1), de thuiswedstrijden tegen Brugge en Celta te winnen. Tegen de Belgen was Sonck met twee goals de gevierde man, terwijl Zlatan Ibrahimovic matchwinner was tegen Celta de Vigo.
De finalisten
De finale van de Champions League van het seizoen 2003/2004 ging tussen AS Monaco en FC Porto. Maar hoe bereikten deze teams de finale?
AS Monaco
AS Monaco is een merkwaardige ploeg. In de jaren '90 haalde de ploeg twee keer (in 1994 en 1998) de halve finale van de Champions League, maar beide keren bleef het in de jaren hiertussen relatief rustig in het Prinsdom. In 2004 herhaalde de geschiedenis zich. Ook nu had Monaco vanuit het niets weer een topploeg, die hoge ogen zou gooien in de Champions League. En ook nu zou het de jaren ná dit succes weer stil worden in het Stade Louis II.
In de kwartfinale stuitte Monaco op Real Madrid. In Bernabeú kwam Monaco op 0-1, maar goals van Helguera, Zidane, Figo en Ronaldo zorgden er voor dat de Spanjaarden op 4-1 kwamen. Real-huurling Morientes maakte er nog wel 4-2 van, maar niemand twijfelde er aan dat Real het karwei in Monaco af zou maken. Het liep echter anders. Raúl zette Real nog op 0-1, maar goals van Giuly (2) en Morientes zorgden er voor dat Monaco alsnog aan het langste eind trok. Hierdoor ging het team uit het Prinsdom door naar de laatste vier, waarin Chelsea de laatste sta-in-de-weg was richting de finale. In het Stade Louis II won Monaco met 3-1, maar uitschakeling leek aanstaande toen Gronkyaer en Lampard Chelsea thuis op 2-0 zetten. Goals van Ibarra en Morientes bezorgden Monaco echter alsnog een plaats in de finale.
FC Porto
FC Porto, dat een jaar eerder de UEFA Cup gewonnen had, kwam in een poule terecht met Real Madrid, Olympique Marseille en Partizan Belgrado. Real Madrid bleek een maatje te sterk, in Portugal werd het 1-3, maar Marseille en Partizan werden vakkundig uitgeschakeld. Marseille, met onder meer Didier Drogba in de gelederen, kreeg zelfs zowel uit als thuis klop van de Portugezen. Partizan sleepte thuis een puntje uit het vuur (1-1), maar werd in Portugal verslagen. Het werd 2-1, door twee doelpunten van oud-Ajacied Benedict McCarthy.
Na een relatief eenvoudige zege in de kwartfinale op Olympique Lyon (2-0 en 2-2), stuitte Porto in de halve finale op Deportivo la Coruna. De Spanjaarden hadden in de kwartfinale voor een enorme sensatie gezorgd door AC Milan na een bizarre inhaalrace uit te schakelen (na een 4-1 nederlaag in Italië won Deportivo in eigen huis met liefst 4-0), maar kwam tegen Porto finesse en kwaliteit tekort om de goed geoliede machine van Jose Mourinho tot stilstand te brengen. In Portugal bleef het 0-0,waarna een goal van Derlei in Spanje genoeg was om Porto naar de finale te schieten.
De finale
Met Monaco en Porto kende de Champions League in 2004 twee zeer verrassende finalisten. Beide teams zijn immers relatief kleine clubs, als we de erelijsten erbij pakken. Monaco won de Europa Cup I nog nooit, terwijl FC Porto pas één keer de beste van Europa was. Dat was in 1987, toen Bayern München in de finale geklopt werd.
Zeventien jaar na dato pakte FC Porto tegen Monaco voor de tweede keer in haar historie de 'cup met de grote oren'. De ploeg van manager Jose Mourinho, die na dit seizoen de overstap zou maken naar Chelsea, was feitelijk simpelweg een maatje te groot voor Monaco. Voor rust zette Carlos Alberto, die hiermee de op drie na jongste doelpuntenmaker ooit in een Champions League-finale werd, Porto op 0-1. Vedette Deco en routinier Alenichev bepaalden vervolgens de eindstand op 0-3.
26 mei 2004, Gelsenkirchen
AS Monaco- FC Porto: 0-3
39' Carlos Alberto 0-1
71' Deco 0-2
75' Alenichev 0-3
AS Monaco (coach Didier Deschamps):
Roma, Evra, Ibarra, Zikos, Bernardi, Giuly, Rodriguez, Givet, Rothen, Morientes, Cisse
FC Porto (coach Jose Mourinho):
Baia, Costa, Carvalho, Ferreira, Mendes, Costinha, Deco, Nuno Valente, Maniche, Carlos Alberto, Derlei