Het is alweer vijftien jaar geleden dat de UEFA besloot om de traditionele Europa Cup I te vervangen door iets nieuws, de Champions League. Inmiddels is dit toernooi niet meer weg te denken uit de voetbalwereld. Wat eerst nog door kenners omschreven werd als 'een gedrocht', is inmiddels uitgegroeid tot een sportief en commercieel schot in de roos. De weken voor en na de finale van 23 mei in Athene, blikt FCUpdate.nl terug op de veertien voorgaande edities van het kampioenenbal. Vandaag deel 13: PSV breekt de ban, Dudek verlost Liverpool.
De opzet
De wijzigingen die voorafgaand aan het vorige seizoen ingevoerd waren, bleven ongewijzigd. Dit hield in dat er voorgoed afscheid genomen was van de tweede groepsfase en dat er na één groepsfase sudden-death wedstrijden werden gespeeld. Voorafgaand aan de eerste groepsfase waren er opnieuw voorrondes. Belangrijkste slachtoffers van deze voorronde waren ditmaal Club Brugge, dat ten onder ging tegen Shakhtar Donetsk, en Glasgow Rangers. De Schotten konden het niet bolwerken tegen CSKA Moskou, de ploeg die later dit seizoen de UEFA Cup zou winnen.
Ajax in de groepsfase
Ajax, de kampioen van Nederland, kwam in een poule terecht met Juventus, Bayern München en Maccabi Tel-Aviv. Met de zwakke Israëliërs erbij leek Ajax verzekerd van minimaal de derde plaats, maar in Amsterdam hoopte men stiekem met Bayern en Juventus te kunnen strijden om een plaats bij de eerste twee. Die hoop bleek echter ijdel. Na een 0-1 thuisnederlaag tegen Juventus en een enorme afstraffing in München (4-0, drie keer Makaay), was al duidelijk dat de Italianen en de Duitsers duidelijk een maatje te groot waren voor de Amsterdammers.
Voor Ajax was het vervolgens zaak om zes punten te pakken in de dubbele confrontatie met Maccabi Tel-Aviv, om in ieder geval nog enigszins aan te haken bij Juve en Bayern. Dat leek te gaan lukken toen Ajax de Israëliërs thuis met 3-0 opzij schoof, maar twee weken later in Israël ging het helemaal mis. Maccabi won met 2-1, door twee goals van Dego. Zowel Ajax als Maccabi verloor vervolgens haar vijfde duel, waardoor beide teams met drie punten uit vijf wedstrijden de laatste speeldag in gingen. Maccabi speelde thuis tegen Juventus, Ajax ontving Bayern München. Omdat het onderlinge resultaat in het voordeel van Ajax was, moest Maccabi één punt meer pakken dan Ajax om alsnog derde te worden in de groep. Dat leek te gaan lukken toen Bayern in Amsterdam op 0-1 kwam en Dego Maccabi op voorsprong zette tegen Juventus, maar uiteindelijk kon Ajax opgelucht ademhalen. Juventus kwam in Israël immers terug tot 1-1, terwijl de Amsterdammers een punt uit het vuur sleepten tegen Bayern (2-2).
PSV in de groepsfase
Door deze drie overwinningen op rij, had PSV een prachtig uitzicht op de tweede ronde. Op speeldag vijf, thuis tegen Arsenal, kreeg de ploeg haar eerste 'matchpoint'. Als Panathinaikos niet zou winnen in Noorwegen, zou voor PSV een punt tegen Arsenal voldoende zijn om door te bekeren. En omdat de Grieken niet verder kwamen dan 2-2, had PSV aan het 1-1 gelijkspel genoeg om eindelijk eens af te rekenen met het 'Champions Leaggue-complex' waarmee de ploeg al jarenlang kampte. De tweede ronde was eindelijk bereikt, daar kon zelfs een pandoering op de laatste speeldag tegen Panathinaikos (4-1) helemaal niets meer aan veranderen.
PSV in de knock-out fase
Na de eliminatie van Monaco nam PSV het in de kwartfinale opnieuw op tegen een ploeg uit de Franse competitie, namelijk Olympique Lyon. Lyon had in de achtste finale enorm veel indruk gemaakt door Werder Bremen over twee duels met 10-2 te verslaan, waardoor kenners PSV weinig kans gaven om de halve finale te bereiken. Het lukte echter toch. Zowel in Lyon als in Eindhoven stond er na negentig minuten 1-1 op het scorebord, waardoor er een verlenging aan te pas moest komen. Hierin werd niet gescoord, waarna de beslissing moest vallen na strafschoppen. Hierin bleek PSV sterker. Michael Essien en Eric Abidal misten namens Lyon, waarna PSV-spits Robert de winnende maakte.
Met de scalpen van Monaco en Lyon op zak, kwam PSV in de halve finale tegenover AC Milan te staan. Deze ontmoeting leek een grote anti-climax te worden toen Milan de heenwedstrijd in eigen stadion met 2-0 won, maar PSV toonde karakter. Door goals van Park en Cocu kwam PSV in Eindhoven ook op 2-0, waarna een verlenging naderde. In de 91ste minuut dompelde Massimo Ambrosini heel Eindhoven in rouw, door de 2-1 binnen te koppen. Dat Phillip Cocu vervolgens in de 92ste minuut nog op prachtige wijze voor de 3-1 zorgde, deed niet meer ter zaken. Op basis van het ene uitdoelpunt, ging niet PSV, maar AC Milan naar de finale in Istanbul.
De finalisten
De finale van de Champions League van het seizoen 2004/2005 ging tussen Liverpool en AC Milan. Maar hoe bereikten deze teams de finale?
Liverpool
Liverpool begon het toernooi zeker niet als favoriet voor de titel. Sterker nog, de ploeg was niet eens een outsider. Weinig mensen keken er dan ook van op dat de formatie van coach Benitez alle zeilen bij moest zetten om de eerste ronde te overleven. Door uitnederlagen tegen Olympiakos en Monaco (allebei 0-1) en een doelpuntloos gelijkspel thuis tegen Deportivo, had Liverpool na vijf duels slechts zeven punten. De laatste wedstrijd, thuis tegen Olympiakos, moest dus gewonnen worden. Bovendien moest er met meer dan één doelpunt verschil gewonnen worden, anders zou het onderling resultaat in het voordeel van Olympiakos spreken. Toen Rivaldo de Grieken op 0-1 zette balanceerde Liverpool dan ook op de rand van de afgrond, maar na rust kwam het alsnog goed. Na goals van Sinama Pongolle en Mellor schoot Steven Gerrard in de 86ste minuut de beslissende 3-1 in de touwen.
AC Milan
In tegenstelling tot Liverpool, werd AC Milan wel direct gezien als favoriet voor de eindzege. De Italianen hadden een geweldige ploeg en bewezen dat in de groepsfase door onder meer thuis met 1-0 van FC Barcelona te winnen. De uitwedstrijd in Camp Nou werd weliswaar met 2-1 verloren, maar ook in deze wedstrijd had Milan laten zien over een sterk collectief te beschikken. En aangezien de vier resterende duels in de poule, tegen Shakhtar Donetsk en Celtic, in totaal tien punten opleverden, ging Milan als groepswinnaar door naar de achtste finale.
In de achtste finale stond de kraker tegen Manchester United op het programma. Op papier was dit een loodzware opgave voor Milan, maar de Italianen wonnen eigenlijk vrij simpel. Na een enorme fout van doelman Carroll won Milan in Manchester al met 0-1, waarna het karwei in eigen huis afgemaakt werd door opnieuw met 1-0 te winnen. Crespo, die ook in Engeland al gescoord had, maakte het enige doelpunt van de wedstrijd.
Na deze confrontatie met Manchester stond Milan in de kwartfinale tegenover Internazionale. 'Thuis' won Milan al met 2-0, waardoor de confrontatie al bijna beslist was. Toen Milan vervolgens ook in de uitwedstrijd op 0-1 kwam, sloegen bij de teleurgestelde fans van Inter de stoppen door. De fans gooiden massaal vuurwerk op het veld, waardoor het duel gestaakt werd en Milan een reglementaire 0-3 zege toegewezen kreeg. Hierna volgde de al eerder besproken halve finale tegen PSV, waarin een laat doelpunt van Massimo Ambrosini er voor zorgde dat Milan zich plaatste voor de finale in Istabul. Een finale tegen Liverpool, waarin Milan de huizenhoge favoriet was.
De finale
Eigenlijk was vrijwel iedereen het er over eens, in de aanloop naar de finale in Istanbul: AC Milan zou de Champions League gaan winnen. Toen de Italianen vervolgens bovendien al in de eerste minuut op voorsprong kwamen en vervolgens nog voor rust uitliepen naar 3-0, leek de finale een bijzonder eentonig verhaal te gaan worden. Helemaal niets wees er ook dat Liverpool zich nog terug in de wedstrijd zou kunnen knokken, maar de Britten gaven zich niet gewonnen. Nadat Steven Gerrard vanuit het niets de 3-1 binnenkopte, zette Liverpool het duel in een paar minuten tijd volledig op zijn kop. Smicer en Xabi Alonso zorgden voor de 3-3, waardoor er verlengd moest worden.
25 mei 2005, Istanbul
AC Milan- Liverpool: 3-3
1' Maldini 1-0
38' Crespo 2-0
44' Crespo 3-0
54' Gerrard 3-1
56' Smicer 3-2
60' Alonso 3-3
AC Milan (coach Carlo Ancelotti):
Dida, Cafú, Maldini, Nesta, Stam, Seedorf, Pirlo, Gattuso, Kaka, Shevchenko, Crespo
Liverpool (coach Rafael Benitez):
Dudek, Finnan, Hyypia, Carragher, Riise, Kewell, Alonso, Garcia, Gerrard, Traore, Baros