Wie dit seizoen een Champions League-wedstrijd van Borussia Dortmund kijkt, doet er goed aan de televisie niet voortijdig uit te zetten. Zelfs als het duel volledig beslist lijkt, kan er bij de Duitse club namelijk nog van alles gebeuren.
In de vorige ronde, tegen Malaga, stond Dortmund na het verstrijken van de reguliere speeltijd met 1-2 achter. Het had nog twee doelpunten nodig om door te gaan en dat leek onmogelijk, maar twee treffers in blessuretijd zorgden voor de ommekeer.
Tegen Real Madrid gebeurde dinsdag bijna het omgekeerde. Dortmund controleerde de partij en leek de buit binnen te hebben, maar kwam door twee tegengoals in de laatste zeven minuten (2-0) nog op de rand van de afgrond te staan. "Bijna gebeurde hetzelfde als tegen Malaga", stelt verdediger Mats Hummels op de UEFA-website.
"We hadden controle, maar wisten dat één doelpunt de wedstrijd op zijn kop kon zetten. Dan zou het publiek er weer in gaan geloven", zegt hij. "Gelukkig hebben we uiteindelijk het resultaat gekregen dat we wilden. Een Champions League-finale spelen is een droom die uitkomt, zeker in een prachtig stadion als Wembley."